
Edward Bach studeerde medicijnen in Birmingham, en kreeg zijn vervolgopleiding aan het academisch ziekenhuis van Londen, waar hij als chirurg aan verbonden was. Hij had ook zijn eigen dokterspraktijk, waarvoor hij kon beschikken over een pand in hartje Londen. Als bacterioloog en patholoog deed hij in zijn eigen laboratorium fundamenteel onderzoek naar vaccins.
In 1917 werkte Edward Bach op de afdeling waar soldaten werden behandeld die gewond uit Frankrijk terugkeerden. Hij is in die periode ingestort en werd vervolgens met hevige bloedingen overgebracht naar de operatiekamer. Daar is door zijn collega’s een tumor bij hem verwijderd. Toen Bach weer bij kennis kwam, werd hem verteld dat hij nog maar drie maanden te leven had.
Zodra hij zijn bed weer kon verlaten, ging Bach naar zijn laboratorium. Zijn gedachte was dat hij in de korte tijd die hem nog restte, zoveel mogelijk vorderingen wilde maken met zijn werk. Maar naarmate de weken verstreken, sterkte hij juist aan. Toen de voorspelde drie maanden voorbij waren, was zijn gezondheid beter dan ooit. Hij was ervan overtuigd dat het feit dat hij een doel voor ogen had, zijn redding was geweest: zijn werk was nog niet af.
Zijn onderzoek naar de vaccins verliep naar tevredenheid, maar desondanks was Bach er eigenlijk helemaal niet over te spreken dat van artsen enkel werd verwacht dat ze zich richten op de ziekten en ze de persoon van de patiënt volkomen konden negeren. Wat hij nastreefde, was een meer holistische benadering van de geneeskunde. Wellicht dat dit verklaart waarom hij, zelf geen homeopaat, akkoord ging toen hij een aanstelling kon krijgen bij het Royal London Homoeopathic Hospital.
In zijn nieuwe werkkring zag hij al na korte tijd parallellen tussen zijn experimenten met vaccins en de uitgangspunten van de homeopathie. Op basis van zijn vaccins produceerde hij toen een eerste serie varianten, in de vorm van zeven homeopathische nosodes. Zijn inspanningen, en de publicatie die daarop volgde, verschafte hem een zekere faam in homeopathische kringen. Door sommigen is hij sindsdien wel de “tweede Hahnemann” genoemd.
De bloesemremedies
Tot dan toe had Bach alleen gewerkt met bacteriën. Waar hij eigenlijk naar op zoek waren remedies die zuiverder waren en minder afhankelijk van ziekteproducten. Hij begon met het verzamelen van planten, en dan in het bijzonder de bloesem, als het verst ontwikkelde deel van de plant. Hij hoopte daarin iets te vinden voor een mildere bloesem, ter vervanging van de nosodes.
Rond 1930 liet hij zich zozeer meeslepen door de positieve resultaten van zijn onderzoek dat hij zijn lucratieve praktijk in het centrum van Londen eraan gaf. Hij nam zich voor de rest van zijn leven te wijden aan zijn nieuwe stelsel met geneesmiddelen, middelen die volgens hem absoluut in de natuur te vinden moesten zijn. Zijn assistente, de radiologe Nora Weeks, volgde hem naar zijn nieuwe werkkring.
Net zo resoluut als hij zijn huis, kantoor en werk achter zich had gelaten, nam Edward Bach afscheid van de wetenschappelijke methode, de laboratoria en het reductionisme waar dat allemaal op drijft. In plaats daarvan greep hij terug op zijn natuurlijke gave als heilgenezer, terwijl hij meer en meer vertrouwde op zijn intuïtie die hem naar de geschikte planten zou geleiden.
Na jarenlang uitproberen, waarvoor hij duizenden planten prepareerde en testte, vond hij één voor één de remedies die hij zocht. En die waren stuk voor stuk gericht op een andere geestes- of gemoedstoestand. Het bleek hem dat als hij zijn patiënten behandelde als de persoon die ze waren, met al hun gevoelens, hun geestelijke en lichamelijke klachten langs natuurlijke weg werden verlicht. Het geneeskrachtige potentieel in hun eigen lichaam was gedeblokkeerd en mocht zijn werking weer tentoonspreiden.
Zelf leefde hij in de periode van 1930 tot 1934 helemaal volgens de seizoenen. In het voorjaar en de zomer ging hij op zoek naar bloesems en prepareerde hij bloesems. En in de winter voorzag hij eenieder die daarom vroeg van hulp en advies. De winter bracht hij meestal door in het plaatsje Cromer, ergens aan de Engelse kust. Daar raakte hij bevriend met Victor Bullen , een plaatselijke aannemer met een praktijk als heilgenezer.
In 1934 namen Edward Bach en Nora Weeks hun intrek in een huis met de naam Mount Vernon, in Brighwell-cum-Sotwell, een dorpje in het graafschap Oxfordshire. Langs de velden en wegen daar vond hij de bloesems die nog aan zijn verzameling ontbraken. Inmiddels was hij geestelijk en lichamelijk zo sterk verweven met waar hij in zijn werk mee bezig was, dat hij zichzelf telkens opzettelijk in een specifieke gemoedstoestand bracht. Om daar vervolgens weer van genezen te raken, was hij dan aangewezen op bepaalde bloemen en planten, die hij aldus op zichzelf uitprobeerde. Op die manier completeerde hij zijn levenswerk, met veel zelfopoffering.
Een jaar nadat hij had verkondigd dat zijn speurtocht naar remedies ten einde was, sliep Bach op de avond van 2 november 1936 vredig in. Hij was pas 50 jaar oud, maar hij had de duur van zijn leven zoals dat door de artsen was voorspeld wel met bijna twintig jaar weten te verlengen. Wat hij naliet waren ervaringen en inspanningen van een omvang en een intensiteit waarvoor de meesten van ons aan één leven niet genoeg zouden hebben, en een stelsel van geneesmiddelen waar tot op de dag van vandaag wereldwijd dankbaar gebruik van wordt gemaakt.
Zijn werk gaf hij door aan de mensen die hem privé en in zijn beroep het meest na stonden, Nora Weeks en Victor Bullen, die hij bezwoer het werk zoals hem dat voor ogen had gestaan vooral voort te zetten, daarbij vasthoudend aan het principe van de eenvoud. In een brief aan Victor van 26 oktober 1936, een maand voor zijn dood, schreef hij:
“Mensen als wij, die hebben mogen ondervinden tot wat voor prachtige dingen zelfopoffering kan leiden, wat voor gevoel het geeft als je de medemens kunt helpen, zijn door niets meer af te brengen van het pad van de liefde en van de plicht het wonderschone daarvan, puur en onopgesmukt, aan allen ten voorbeeld te stellen.”